Waarom ik 1000×1000 niet ondertekende
Dit is geen spontane reactie op de 1000×1000 oproep. Het is een reactie omdat er mij één werd gevraagd voor deze nieuwsbrief. Indien hier dus een kritische noot in doorklinkt is dat niet omdat ik zelf veel behoefte had die te communiceren ten aanzien van dit mooie initiatief.
Er zijn inderdaad sterke aanwijzingen dat Corona de samenleving ongelijk heeft getroffen. Er is ongetwijfeld een groep van mensen die een aantal relatief onbekommerde maanden achter de rug hebben, bevrijd van vele verplichtingen, vergaderingen en gejaagdheid. Mensen die zich bovendien weinig zorgen moesten maken over hun inkomen of baan. Anderen hebben ongetwijfeld aanzienlijk minder aangename maanden achter de rug en kampen met onzekere vooruitzichten.
Hoewel we nog niet weten wat de impact juist is zijn er heel sterke aanwijzingen dat jongeren leerachterstand hebben opgelopen en dat die veel groter is bij kinderen uit meer kwetsbare gezinnen. De studies die er nu al zijn suggereren dat het rendement van afstandsonderwijs zeer laag ligt en bij kinderen uit kwetsbare gezinnen quasi nihil is. Dat heeft deels te maken met materiële ontbering maar ook andere zaken spelen een rol.
De 1000×1000 oproep heeft bijgevolg grond. Ik heb geaarzeld deze te ondertekenen om die reden. Ik heb het uiteindelijk niet gedaan omdat ik vind dat je zoiets maar kan doen als je achter elk woord en elke zin kan staan.
Mijn voornaamste reden waarom ik het niet deed is omdat ik niet goed begreep tot wat er juist werd opgeroepen. De oproep tot een “Sociaal Contract” die een “rechtvaardiger verdeling van de middelen en van de lasten” moet brengen met “evenwichtiger belastingen op loon en vermogen”. Dat is voor mij erg vaag. Een rechtvaardige verdeling van middelen en lasten over arbeid en vermogen, wat is dat juist ? En waarom maakt de Coronacrisis deze kwestie zo urgent? Het is alvast niet zo dat er een duidelijke breuklijn loopt tussen arbeid en kapitaal wat de impact van de Coronacrisis betreft. Sommige mensen die van arbeid leven werden totaal niet getroffen, anderen wel. Sommige ondernemers werden heel zwaar getroffen, anderen floreerden.
Er wordt ook opgeroepen tot “een sociaal rechtvaardige klimaattransitie”. Ook daar begrijp ik niet goed wat er nu eigenlijk wordt gevraagd. Als men mij zou vragen wat die oproep exact behelst, mocht ik ze hebben ondertekend, dan zou ik het niet weten. Hetzelfde gaat op wat de oproep tot “broodnodige intergenerationele solidariteit” betreft en de roep om “het scheppen van kansen voor mensen die moeilijk mee kunnen in de nieuwe kenniseconomie.”
Ik denk dat oproepen in dergelijke algemene bewoordingen veeleer de rol zijn van sociale bewegingen en politieke partijen. Van wetenschappers wordt, denk ik, verwacht dat ze exacter zijn in wat ze vragen en waarom ze dat doen. Ik denk zelf dat de oproep meer kracht had gehad indien er een sterke analyse was gemaakt van wat er juist niet goed loopt in een land waar er uiteindelijk geen middelen tekort zouden mogen zijn voor een meer doelmatige aanpak van armoede en kansarmoede, vooral dan bij jongeren.
Als we het beleid van onze federale en regionale regeringen bekijken dan zien we een grote kloof tussen wat men proclameert te willen bereiken (denk aan de fameuze halvering van de kinderarmoede) en wat men daadwerkelijk doet. Ik denk dat de oproep een scherpere analyse had kunnen maken wat er juist fout loopt en wat er exact anders zou kunnen.
In het rapport van het maatschappelijk relancecomité ingesteld door de Vlaamse Regering staan tal van concrete aanbevelingen op dat vlak. Die gaan zowel over de aanpak van kansarmoede in scholen zelf, zeker in tijden van noodgedwongen afstandsleren, als over het verbeteren van de levensomstandigheden van jongeren. Om maar het voorbeeld van ICT te nemen. De werkingsmiddelen voor ICT infrastructuur en -ondersteuning in scholen zijn ver onvoldoende (0,67 EUR en 0,84 EUR per leerling en jaar in respectievelijk secundaire en basisscholen). Zulke bedragen volstaan evident niet voor een transformatie naar ‘blended learning’. Tegelijkertijd zijn er concrete suggesties om kinderarmoede structureel aan te pakken. Zo is er een oproep om Vlaamse instrumenten van gerichte inkomensondersteuning zoals Groeipakket of Vlaamse huurpremie sterker in te zetten. Tal van andere studies en rapporten bevatten concrete aanbevelingen inzake de strijd tegen kansenongelijkheid bij kinderen en jongeren. Aan al deze aanbevelingen is nog maar zeer beperkte uitvoering gegeven door onze overheden. Ze verdragen bijgevolg herhaling.
Dat gezegd zijnde kan ik enkel mijn waardering uitdrukken voor het 1000×1000 initiatief. Tegelijkertijd vind ik dat een goede en rechtvaardige samenleving niet op liefdadigheid mag berusten, zeker niet in de vorm van éénmalige acties. Een goede samenleving veronderstelt structurele en rationeel georganiseerde herverdeling die compenseert voor ongelijke kansen en ongelijk gespreid geluk.